Kasteelplaats Cronenburg
Archeologisch monument Het gebied Cronenburg, inclusief de boerderij, is in 2003 aangewezen als provinciaal archeologisch monument vanwege de aardkundige en archeologische waarden. Het gebied is een hoge zandrug, midden in het voormalige binnendeltagebied van het Oer-IJ. Behalve een kasteelplaats liggen er ook resten van bewoning uit de late ijzertijd, de Romeinse tijd en de middeleeuwen verborgen. De provincie wil de archeologische waarden in het gebied zoveel mogelijk intact houden. Dat houdt in dat het terrein niet mag worden geëgaliseerd of geploegd en dat ook verlaging van de waterstand in de sloten niet is toegestaan. Ook zullen er geen opgravingen plaatsvinden. Verval Kastelen bestaan en bestonden in allerlei soorten en maten: van vrij eenvoudige woontorens tot indrukwekkende complexen met bijgebouwen. Ze werden vaak op strategische plaatsen gebouwd om de omgeving te kunnen beheersen. De meeste kennen een geschiedenis van belegering, verwoesting, herstel of verval. Niet meer bewoonde en niet meer onderhouden kastelen vervielen tot ruïnes en eindigden als steengroeven. De stenen werden hergebruikt voor andere bouwwerken. Zo is het ook met het Huis te Castricum en het latere Cronenburg gegaan. Geelvinck en Rollerus In de 17de eeuw belegden kooplieden hun vermogens graag in landerijen en maakten daarnaast van de mogelijkheid gebruik om hun status te verhogen door middel van aankoop van een (ambachts)heerlijkheid met de bijbehorende titels. Zo kwam de heerlijkheid Castricum, met het gebied Cronenburg, in handen van de rijke Cornelis Geelvinck, die onder andere als burgemeester vele jaren deel uitmaakte van de Amsterdamse vroedschap. Vijf generaties lang, tot 1802, bleef de familie Geelvinck eigenaar. Mr. Lieve Geelvinck (1676-1743), ook burgemeester van Amsterdam en ambachtsheer van Castricum, had een bijzondere belangstelling voor de overblijfselen van kasteel Cronenburg. Hij liet in 1728 de kasteelfundering opgraven en opmeten door landmeter Johannes Rollerus. Omdat deze alleen de buitenmuren in kaart heeft gebracht, is alleen iets over de omtrek van het kasteel bekend. Uit een gravure van Hendrik de Leth uit 1729 blijkt dat van Cronenburg toen weinig meer over was dan een puinheuvel met nog een enkel stuk muurwerk. Weerstandsmetingen In 1997 werd door middel van elektrische en magnetische weerstandsmetingen vastgesteld dat er in de bodem fundamenten van twee bouwwerken verborgen liggen. Het resultaat van de weerstandsmetingen binnen de slotgrachtrestanten komt overeen met de bevindingen van Rollerus. De fundamentresten aan de rand van de Cronenburgervaart, zijn in 1728 niet door Rollerus opgemerkt en daardoor niet in kaart gebracht. Het kleinste vlak zou het eerdere Huis te Castricum geweest kunnen zijn.